ALGEMEEN
Deze plattegrond van de schans Oostmahorn is afkomstig uit de Robles-atlas die bewaard wordt in Dresden en dateert uit 1572 of 1573. In de Robles-atlas in Austin komt Oostmahorn niet voor.
LIGGING EN HISTORIE
Oostmahorn, letterlijk oostelijke hoek, ligt in het uiterste noordoosten van Friesland in de voormalige grietenij Oost-Dongeradeel. Destijds was het een strategisch gelegen landpunt aan de in 1969 afgesloten Lauwerszee. De plek bood een goede rede voor schepen die via het Reitdiep van en naar Groningen voeren. Zijn Friese naam, De Skâns (schans), wordt met één blik op de kaart duidelijk.
Deze schans speelde een belangrijke rol in de strijd tussen de troepen van Caspar de Robles en de Geuzen. Op 20 augustus 1569 landden opstandelingen bij Oostmahorn. Zij plunderden van hieruit het nabijgelegen klooster Weerd, gelegen onder het dorp Morra (Andreae, 1893, 30).
In de nacht van 14 op 15 april 1571 werd op een vergelijkbare wijze via Oostmahorn een raid uitgevoerd op het klooster Sion bij Niawier. Mede om deze reden deed de vertegenwoordiger van de landsheer in Stad en Lande, luitenant Johan de Mepsche, aan Alva het voorstel om bij Oostmahorn een fort te maken (12 maart 1570). Met Delfzijl en Wedde zag hij dit Friese oord als een van de echte sleutels tot Groningerland (RAF, Collectie microfiches bestuur Friesland (1498) 1524 - 1581 (1598), volgnr. 306, Fiche: Inv. nr. 295, fol. 97).
Alva gaf Robles vervolgens opdracht om daartoe een inspectie te verrichten. (RAF, Collectie microfiches. volgnr. 323, Fiche: Inv.nr. 296, fol. 121, 146). Kennelijk had een en ander eind augustus 1572 nog niet tot resultaat geleid, gegeven een schrijven van het Hof van Friesland aan de landvoogd, waarin wordt opgemerkt dat men noch 'Colmersijll oock Oostmahorn niet en conde besetten of vast maecken'.
Toch moet Oostmahorn in de eerste helft van 1572 gedurende een korte tijd een beperkte Waalse bezetting hebben gehad onder hopman Monceau (RAF, Rentmeestersrekeningen 1515 - 1575, inv. nr. 31a, fol. LXXV). In de herfst landde een geuzenmacht onder Sipke van Scheltema bij Oostmahorn (15 september 1572) en trok vandaar richting Dokkum.
Na de Waalse Furie in Dokkum en het verlopen van de Opstand eind november 1572 werden 50 Waalse haakbusschieters naar Anjum en Oostmahorn gestuurd (RAF, Collectie microfiches bestuur Friesland (1498) 1524 - 1581 (1598), volgnr. 951, Fiche: Inv.nr. 1737 - 2, fol. 68). Wij nemen aan dat zij de eenvoudige schans die op de plattegrond van Oostmahorn staat afgebeeld hebben opgeworpen.
In een ongedateerd stuk uit het Algemeen Rijksarchief in Brussel (RAF, Collectie microfiches, volgnr. (920, Fiche: Inv.nr. 1430.3, fol. 24), dat uit deze tijd moet dateren, wordt 'Ie fort d'Oistemerhorn prez de Dockum' met de steden Leeuwarden en Harlingen als van belang om te behouden (d'importance et pour tenir') aangemerkt, waarbij voorts wordt opgemerkt dat 'Iesquelles places - dus ook Oostmahorn - sont bien munics de garnison'.
Op 12 mei 1576 veroverde de Groninger watergeus Barthold Entens van Mentheda met behulp van een invasiemacht van 28 schepen en 600 koppen de schans. Hij liet het weerwerk opknappen. Enkele weken later was Entens - na met succes een aanval van Robles te hebben doorstaan - genoodzaakt de schans wegens gebrek aan aanvoer te ontruimen. Robles stuurde vervolgens een nieuwe bezetting onder hopman Rienck van
Dekema en diens luitenant Wybrant van Goutum.
Robles die, na zijn gevangenneming in het voorjaar van 1577, naar de Zuidelijke Nederlanden was afgereisd, schijnt in augustus van dat jaar in contact met Van Dekema te hebben gestaan. Van Dekema bezette destijds met een half vendel de schans en was bezig het weerwerk te versterken. Op last van Gedeputeerde Staten werd Oostmahorn vervolgens door een troepenmacht van zijn omgeving afgesloten. Na de toezegging van
Gedeputeerde Staten om de achterstallige soldij te betalen verlieten de troepen van Dekema de schans (Woltjer, 1962, 257-258). Deze werd in die tijd ook wel 'opslach bij Oostmerhorn' genoemd (vgl. RAF, Nedergerecht Harlingen, inv.nr. 83, fol. 150).
De schans werd geslecht, maar in juli 1580 weer opgebouwd door Filips van Hohenlohe. In de jaren 1586, 1652 en 1779 werden reparaties aan de schans uitgevoerd (Ter Steege, 1971, 62). De schans wordt nog in 1849 als kustbatterij vermeld (Atlas Vestingwerken, 1956, 2b).
Van de schans Oostmahorn werd een afbeelding opgenomen in het in 1674 verschenen boek Thooneel der Steden ende Sterkten van de hand van Bouttats en Peeters, Op het uit 1832 daterende kadastrale minuutplan is van de schans niets meer te zien. Bij de eerdergenoemde kustbatterij stond in 1846 nog een door palissaden omringd kruithuis met een gedeelte van de schans! (Van der Aa, 1839 - 1851, VIII, 556).
PLAATS EN KAART
De kaart toont de schans te Oostmahorn zoals zij vermoedelijk rond de jaarwisseling van 1572 op 1573 op last van Caspar de Robles werd opgeworpen. Het weerwerk mat ongeveer 70 x 100 meter. Hij doet zich voor als een onregelmatige vierhoekige sterreschans, waarvan de beide oostelijke bolwerken aan de zeezijde als rondelen zijn uitgevoerd.
Op het schansterrein duidt een negental rechthoekjes op aldaar aanwezige bebouwing. Het valt niet uit te maken hoe die was uitgevoerd en waartoe de afzonderlijke gebouwen precies dienden. Mogelijk was een ervan (de voorloper van) het nog in 1846 vermelde kruithuis.
De schans was toegankelijk via een ophaalbrug (?) die toegang verschafte tot de Alddyk, de zeedijk richting Paesens, en één welke aansloot op de Skânserwei richting Anjum. De gracht werd gevoed door een vaart uit de richting van Ezumazijl. Deze is niet dezelfde als de pas in de negentiende eeuw aangelegde Nieuwe Vaart tussen Oostmahorn en Ezumazijl.
Links staat een brede strook kwelderland afgebeeld. Deze kwelder werd in 1592 bedijkt als de Anjumer- en Lioessenser polder. De verkaveling is zeer gestileerd aangeduid door middel van zwakke, blauwgrijze banen, die globaal overeenkomen met de vorm (blokverkaveling) en de richting (zuid-noord) van de werkelijke percelering.
|