Bron: | Zeeuws Archief |
Datering: | 1744 |
EEN REPRODUCTIE VAN DEZE KAART BESTELLEN? KLIK HIER! Deze ‘platte gront van Tholen’ stamt uit 1744 en is gemaakt door Willem Tiberius Hattinga (1700 -1764). Hattinga werd geboren in het Groningse Leek en studeerde medicijnen en wis- en natuurkunde in Leiden. Na zijn studie werd hij legerarts in Lillo, een fortdorp bij Antwerpen. Daar begon hij met het verzamelen, kopiëren en verbeteren van kaarten van het gebied waar hij woonde en werkte. Die hobby resulteerde bijvoorbeeld in een verkleinde kopie van een oude kaart van Middelburg, die Hattinga maakte in 1740. Een jaar later verhuisde hij naar Tholen, waar hij onder meer werkte aan deze plattegrond en een tweedelige kaart van Staats-Vlaanderen (1845). Laatstgenoemde kaart betekende zijn ‘doorbraak’ als cartograaf: de kwaliteit was van dien aard dat zowel de Staten van Zeeland als de Raad van State meerdere kopieën bestelden. Zo vader, zo zoons Hattinga gaf zijn cartografische belangstelling en talent door aan zijn twee zoons: David Willem Carel (1730 -1790) en Anthony (1731 - 1788). Al op 13/14-jarige leeftijd assisteerden de broers hun vader bij zijn cartografische activiteiten. Vooral de oudste van de twee was mathematisch en tekenkundig zeer begaafd. Van hem is een kaart bekend die hij tekende toen hij nog 14 jaar oud was, de Kaart van de Jurisdictie en de Heerlijkheid van Poortvliet. De Spectator van 1860, nr. 38 meldt daarover: “De Prins van Oranje vereerde dan ook den jeugdigen teekenaar met een zilveren koelvat, waarop de Wapens van Zijne Hoogheid waren gegraveerd”. Connecties in de hoogste kringen De toenemende bekendheid van vader Hattinga als cartograaf verschaft hem toegang tot de hoogste kringen. Met de Prins van Oranje zelf, stadhouder Willem IV, ontwikkelt Hattinga een uitstekende verstandhouding. Mede door de goede connecties van zijn vader wordt David Hattinga al op 17-jarige leeftijd ‘extra-ordinaris ingénieur’ in het leger. Een jaar later, eind 1748, wordt Hattinga zelf benoemd tot geneesheer en legerarts in Hulst en Hulster Ambacht, promoveert David tot ‘sous lieutenant’ en ‘ordinaris ingénieur’ en wordt zijn tweede zoon Anthony ‘extra-ordinaris ingénieur’. Familiebedrijf en belangenverstrengeling Een paar maanden voor zijn verhuizing naar Hulst had vader Hattinga opdracht gekregen om de kaartverzamelingen van de Raad van State, van de Staten Generaal en van de Prins van Oranje te inventariseren, te ordenen en waar nodig te vernieuwen: een vertrouwensopdracht én een enorme klus, waarvoor hij ook zijn zoons inschakelde, die honderden kaarten kopieerden. De cartografische werkzaamheden van de Hattinga’s zijn dan inmiddels uitgegroeid tot een familiebedrijf met personeel in dienst. Over belangenverstrengeling wordt niet moeilijk gedaan: als de zoons begin 1749 vanuit hun functie bij de Genie opdracht krijgen om heel Zeeland gedetailleerd in kaart te brengen, wordt één en ander ook deels doorgespeeld naar het eigen familiebedrijf: de opdracht resulteert in de Atlas van Zeeland (1752), die door hun vader Willem wordt opgedragen aan Anna van Hannover, echtgenote van de dan inmiddels overleden Willem IV. Enorme productie Toen Willem IV overleed, was zijn enige zoon en erfopvolger pas 3 jaar. Eerst nam zijn weduwe de landszaken waar, maar na haar overlijden in 1759 werd Willems moeder, Maria Louise van Hessen-Kassel, regentes. In elk geval tot het moment waarop Willem V in 1766 als 18-jarige stadhouder werd, was het in de praktijk vooral Lodewijk Ernst van Brunswijk-Lüneburg-Bevern die de touwtjes in handen had. En deze Lodewijk, ook wel ‘De Dikke Hertog genoemd, moest maar weinig van de Hattinga’s hebben. Zou hij hen misschien de genoemde belangenverstrengeling kwalijk nemen…? Eind 1752 krijgt de firma Hattinga nog opdracht om een kaart in 7 bladen te maken van de provincie, maar daarna volgen er geen nieuwe opdrachten meer. Wel hebben de Hattinga’s de handen nog vol aan het afmaken van reeds lopende opdrachten. Zo zijn David en Anthony bezig met de Atlas der Frontieren in Gelderland, Overijssel en Groningen. Daarbij maken ze, behalve van het veldwerk, ook gebruik van de eerder door hun gekopieerde kaarten. Ze ronden de Atlas der Frontieren in 1754 af. Het is het laatste grote cartografische project van de Hattinga’s. Al met al zijn er zo’n 1000 handgetekende Hattinga-kaarten bekend. Gezamenlijk brachten de Hattinga’s ongeveer de helft van het Nederlandse grondgebied op uniforme wijze in kaart. Behalve vanwege de kwantiteit is hun cartografische nalatenschap ook imponerend vanwege de hoge kwaliteit. Gedrukte kaarten Willem Tiberius Hattinga had een prima zakelijk instinct. Hij maakte dankbaar gebruik van zijn goede relatie met stadhouder Willem IV, die zijn onderneming rechtstreeks opdrachten opleverde, maar ook indirect, via zijn zoons in het leger. Toch was Hattinga geen typische ‘commerciële’ kaartenmaker: van de grote hoeveelheid kaarten die hij en zijn zoons maakten werd het overgrote deel niet in gedrukte vorm op de markt gebracht. Alleen de kaarten van de Zeeuwse eilanden werden in druk uitgegeven. Vanaf 1753 werden ze door de Amsterdamse boekhandelaar en uitgever Isaak Tirion op de markt gebracht, eerst als losse kaarten en in 1760 gebundeld in de Atlas van Zeeland. Een voorbeeld van een door Tirion uitgegeven Hattinga-kaart is de Kaart van het Eiland Walcheren. Einde van een cartografisch ‘supertrio’ Ten tijde van het verschijnen van Tirion’s Atlas van Zeeland waren de Hattinga’s al lang niet meer het cartografische ‘supertrio’ dat ze eerder vormden. Toen na de afronding van de 7-bladige kaart van Zeeland nieuwe opdrachten uitbleven zal vader Hattinga zich aanvankelijk weer volledig gestort hebben op zijn oorspronkelijke professie als arts. In 1759 werd hij burgemeester van Hulst. Anthony Hattinga bleef in het leger werkzaam als luitenant-ingenieur. Vanuit die rol was hij onder meer betrokken bij verschillende waterbouwkundige constructies. Zo was hij bijvoorbeeld, samen met architect Pieter de Swart, ‘bouwmeester’ van de Delftse Poort in Rotterdam. Van ná 1755 zijn van hem geen kaarten bekend. David Hattinga vertrok in 1755 als militair landmeter naar de Nederlandse kolonie Berbice in Zuid Amerika maar was daar weinig succesvol. In 1763 weigert hij een opdracht om rebellerende slaven in het gareel te krijgen. In plaats daarvan gaat hij op expeditie op de Rio Canje. Daarop wordt hij als deserteur verbannen uit de kolonie. Op de terugreis leidt hij schipbreuk op de Franse kust, maar uiteindelijk weet hij in 1764 het ouderlijk huis in Hulst te bereiken. David vestigt zich in Hulst als landmeter, nadat hij daarvoor 1766 opnieuw examen heeft moeten doen. De rest van zijn leven is hij actief met opmetingen en het tekenen van kaarten. Eén van zijn kaarten uit die periode is die van de Lopikerwaard uit 1771 (gedrukt in 1785). Bronnen: Aardrijkskundig woordenboek der Nederlanden Geschiedenis van de kartografie van Nederland www.zeeuwseankers.nl Wikipedia | |