EEN AFDRUK VAN DEZE KAART BESTELLEN? KLIK HIER
Deze situatietekening werd gemaakt in verband met het herstel van “de groote zee-sluis genaamd de Nieuwe Zijlen onder Engwierum” in 1833. Die sluis was ruim 100 jaar eerder gebouwd als onderdeel van de afsluiting van het Dokkumer Diep. De eerste ideeën over die afsluiting waren eind zestiende eeuw al geopperd, maar het duurde tot begin achttiende eeuw alvorens er concrete plannen op tafel kwamen. De belangrijkste reden daarvoor was de weerstand vanuit Dokkum tegen afsluiting; daarmee zou de stad immers zijn positie als zeehaven verliezen. Meer daarover is te lezen bij
deze kaart.
Al rond 1600 was
De Zijpe afgesloten, een zeearm bij Callantsoog. In de zeventiende-eeuwse zou men dan ook zeker in staat zijn geweest tot een
volledige afsluiting van het Dokkumer Diep. Maar een dijk in combinatie met een grote schutsluis voor zeeschepen (iets wat de Dokkumers wellicht uiteindelijk “dan toch maar” geaccepteerd zouden hebben) was voor de zeventiende-eeuwse waterbouwkundigen nog een te grote uitdaging.
In de achttiende eeuw durfde men een dergelijk complex project wél aan, en een zware storm in december 1717 gaf het laatste zetje. De dijken langs het Dokkumer Diep waren daarbij zwaar beschadigd geraakt. Omdat herstel erg duur zou zijn en ook in de toekomst onderhoud en reparatie van de vele kilometers dijk nodig zou blijven, hakten de provinciale bestuurders de knoop door: het Dokkumer Diep moest worden afgesloten door middel van een dijk ten oosten van Engwierum, met daarin een grote zeesluis.
De gedeputeerden Vegelin van Claerbergen en Baron thoe Schwartsenberg en Hohelantsberg werden belast met de uitvoering van het besluit. Zij gaven luitenant-kolonel Herman Mellema opdracht om met een plan te komen. Die riep daarbij de hulp in van verschillende deskundigen. Eén daarvan was Willem Loré, die aan de universiteit van Franeker was opgeleid tot landmeter, maar zich gaandeweg ook tot waterbouwkundige had ontwikkeld. Zijn grote rol bij de afsluiting van het Dokkumer Diep (hij kreeg ook de leiding over de uitvoering van het werk), betekende zijn definitieve doorbraak als waterbouwkundige. In de daaropvolgende jaren was hij onder meer de grote man achter het ontwerp en de uitvoering van de
Koudumer slaperdijk en de
nieuwe zeedijk bij Zurich.
Blijkbaar was de afsluiting van de zeearm toch ingewikkelder dan gedacht. Pas in 1724 lag er een uitgewerkt plan, en vervolgens duurde het nog tot 1729 alvorens de 2 kilometer lange Statendijk, met ongeveer halverwege de (Dokkumer) Nieuwe Zijlen, klaar was.
Waarschijnlijk was het vooral de vooral de sluis die zorgde voor de nodige hoofdbrekens. Op een kaart uit 1724 waarop Loré c.s. het definitieve tracé voor de dijk hadden ingetekend, stonden nog twee mogelijke ontwerpen voor de sluis. Eén daarvan was van Mellema: één brede, vierkante sluiskolk voor de schepen, waarop twee kleinere kolken uitkwamen die alleen dienden voor de uitwatering. Het andere ontwerp was van een zekere
meester Bosman. Die tekende drie aparte sluiskolken: een grote in het midden voor de zeeschepen, met aan weerszijden twee veel kleinere kolken voor zowel de uitwatering als het schutten van kleinere schepen.
Beide sluisontwerpen haalden de eindstreep niet, maar er werd wel nadrukkelijk voortgeborduurd op dat van Bosman. Feitelijk zijn in het definitieve ontwerp alleen de zijkolken verlengd. Claes Bockes Balck, ‘stadstimmerman’ van Leeuwarden, kreeg van Willem Loré opdracht om het sluisontwerp verder bouwkundig uit te werken. Ook gaf Loré hem de leiding over de bouwwerkzaamheden. De samenwerking tussen beide mannen kreeg enkele jaren later een vervolg bij het ontwerp en de aanleg van de Koudumer slaperdijk.
De zware houten sluisdeuren konden worden geopend en gesloten met een ingenieuze constructie van lieren, kettingen en bomen. Die zijn nog steeds aanwezig en bepalen voor een belangrijk deel het
beeld van het monumentale complex.
Claes Bockes Balck ontwierp ook het gedenkteken dat bij de sluis werd geplaatst: een sokkel met daarop, op vier bollen, een obelisk. In 1872 tekende Jan Dominicus Struiving
deze kaart, waarop hij ook het gedenkteken weergaf. Op
deze gedetailleerde situatietekening uit 1885, waarop is aangegeven welke gronden en gebouwen rijkseigendom waren, is het gedenkteken niet te zien.
Op de voorkant van de obelisk staat onder het wapen van Friesland de tekst
ter euwiger gedagtenis van de overdijking van t Dokkumerdiep en op de achterkant
In Den Jare Mdccxxix Gelukkig Volbragt. De tekst op de voorkant van de sokkel luidt:
Ses duysent roeden dyks bespaert ’t gevaer der zee vermindert Oostergo van water ontlast De provintie vermeerdert en verbetert dese suyl voor de nakomelingen int midden der stroom opgeregt.
Op de achterkant van de sokkel staat:
T'Gewelt der Stroom Door Drie Verkortingen Versagt Synde is het Diep Alhier Gedamt op Den Tweden Juli Ter Præsentie Van De Edele ErentFeste Heeren Michael Onuphrius Baron ThoeSchwartsenberg en Hohenlantsberg Grietman Over Dantumadeel en Ir. Philip FredrickVegelin Van Claerbergen Grietman Over Haskerland Commissarien der Edelen MogendeHeeren Gedeputeerde Staten Van Friesland
Op de zijkanten van de sokkel prijken de wapens van de twee ‘edele heeren’ Schwartsenberg en Vegelin, de twee gedeputeerden die vanuit het provinciaal bestuur belast waren met het project en ook toezicht hielden op de uitvoering. Met Vegelin van Claerbergen kreeg Willem Loré ook weer te maken bij de aanleg van de Koudumer slaperdijk in 1732.
Het hele project, en zeker de nog altijd imposante sluis, was een voor die tijd uiterst modern staaltje waterbouwkunde. Daarbij werden de nieuwste technieken toegepast, zoals zinkstukken van gevlochten rijshouten matten. De kosten bedroegen bijna fl. 300.000. Dat was destijds natuurlijk een immens bedrag, maar daar hád men ook wat voor. De kwetsbare kustlijn (en de kostbare verdediging daarvan) was vele kilometers korter geworden, de oude sluizen in Dokkum en bij Oudwoude en Driezum konden worden opgeruimd, én achter de nieuwe dijk ontstonden vele hectares nieuwe landbouwgrond.
Met de afsluiting van de Lauwerszee in 1969 werd de zee nóg verder teruggedrongen en verloor de Statendijk na 240 jaar zijn functie als zeedijk. Het sluizencomplex was 14 jaar eerder al ‘afgewaardeerd’ tot spuisluis, toen iets verderop voor de scheepvaart een nieuwe sluis met ophaalbrug werd gebouwd, de Willem Lorésluis.
De situatietekening en de herstelwerkzaamheden
Linksboven wordt vermeld dat het gaat om een
SituatieTeekening van de Groote Zee-sluis genaamd de Nieuwe Zijlen onder Engwierum met het plan van afdamming van dezelven ter herstelling der daaraan bestaande gebreken. Die gebreken waren, een eeuw na de bouw, blijkbaar behoorlijk groot. De sluis werd in elk geval grondig aangepakt: door middel van tijdelijke dammen aan beide kanten werd het sluiscomplex volledig drooggelegd. Op de situatietekening is, in rood, het beloop van die dammen aangegeven, en de verschillende profielen.
Rechtsonder staat dat de tekening werd
Ingezonden bij missive van den 27 September 1833 No. 850/3 door de ondergeteekende Hoofd Ingenieur van den Waterstaat in Vriesland (P. Wellenberg). Vier maanden eerder, op 14 mei, was in de Leeuwarder Courant al een aanbesteding aangekondigd voor
Eenige Herstellingen en Onderhoud als voren aan de Zeesluis de Nieuwe Zijlen onder Engwierum. Die aanbesteding omvatte ook vergelijkbare werkzaamheden aan de havens en zeewerken van Harlingen en Makkum en de zeesluis bij Munnekezijl, en
eenige geringe Onderhouds Herstellingen aan de Lindesluis en delen van de Lindedijken.
Het lijkt er op dat de aanbesteding in mei tot het inzicht leidde dat de sluis bij Engwierum grondiger moest worden aangepakt: op 11 oktober volgde de aankondiging van een
nieuwe aanbesteding. Daarin werd het afdammen en droogmaken van de sluis expliciet genoemd, en als tweede punt
Het Herstellen of Opmaken van de buiten- en binnenfront Muren (…), met eenig verder Bijwerk.
Blijkbaar had de aanbesteding en/of de klus zelf heel wat voeten in aarde. Pas op 29 april 1834 werd in de Staatscourant de
voorgenomene afdamming bekend gemaakt, en
dat de vaart door genoemde zeesluis eerstdaags zal zijn afgesloten, en tot nadere bekendmaking afgesloten zal blijven.
In de rubriek
Mengelwerk in de Leeuwarder Courant van 14 oktober 1834 (die overigens één grote lofzang is op Willem Loré) meldt de anonieme schrijver dat het werk bijna voltooid is en dat
het bevaarbaar maken der sluis misschien binnen weinige dagen zal plaats hebben. Opvallend is dat de column integraal wordt overgenomen in de Staatscourant van 17 oktober. Een officiële bekendmaking dat de sluis weer open is (zoals beloofd in de bekendmaking van 29 april), blijft achterwege.
Het herstel van de sluis was blijkbaar een toeristische attractie, die in het stuk nog eens extra werd gepromoot:
ln den voorzomer, toen het werk zich een uitgehouwen geraamte vertoonde, werd het het meest bezocht. Thans, nu het zich als een bijna geheel vernieuwd kunststuk aan het oog vertoont, ware dit geschikter gelegenheid. Hun dan, die hiertoe in staat zijn en dit sieraad onzer sluiswerken nimmer hebben beschouwd, sporen wij welgemeend aan om, indien de schoone October-dagen nog eenigen tijd voortduren, dit werk te komen bezigtigen, dewijl het tegenwoordig geslacht kan verwachten en hopen, dit kunststuk in dien toestand nimmer weder te zullen aanschouwen, (…). Zoo gij Landgenoot, hieraan voldoet, en gij aldaar met uwe vrienden zult drinken: drink en klink dan eens en voor altijd in de vervaarlijke diepte van de Middelzijl op de duurzaamheid van dit werk en op de duurzaamheid van den roem zijns vervaardigers Willem Lorë!
Bronnen:
Het boek van de Ee (Erik Betten, Uitgeverij Wijdemeer, 2014)
www.standbeelden.vanderkrogt.net
www.delpher.nl
Meehelpen om onze content ook in de toekomst gratis beschikbaar te houden? Doneer dan nu via deze knop!