In 1824 werd het Noordhollandsch Kanaal in gebruik genomen. Dat kanaal liep tussen Amsterdam en Den Helder en was bedoeld om de verbinding van de haven van Amsterdam met de Noordzee te verbeteren. Al snel bleek het nieuwe kanaal te klein en te bochtig voor het toenemende scheepvaartverkeer: nog geen 25 jaar na de opening begon de zoektocht naar een alternatieve, snellere verbinding.
Na jaren van onderzoek werd uiteindelijk in 1865 gestart met de aanleg van het Noordzeekanaal. Het grootste deel daarvan ontstond door inpoldering van het IJ. Dat was natuurlijk een enorme klus, maar met inpolderingen had men wél al eeuwenlang ervaring opgedaan. De aanleg van het meest westelijke gedeelte was lastiger, niet alleen in technisch maar ook in psychologisch opzicht. Daarvoor moest immers ‘Holland op zijn smalst’ doorgraven worden en een gat worden gemaakt in de duinenrij die Holland beschermde tegen de Noordzee.
Misschien was dat wel de reden dat geen Nederlandse aannemer het werk durfde aan te nemen. Het Engelse bedrijf Henry Lee & Son, dat veel ervaring had met de aanleg van havens in Engeland, durfde het wel aan. De aanneemsom was 27 miljoen gulden. Na elf jaar graven, dijken aanleggen en sluizen bouwen werd het nieuwe kanaal op 1 november 1876 geopend door koning Willem III.
De kaart is uit 1854 en toont één van de vele onderzochte varianten. Opvallend is het onderscheid in een ‘Hooftkanaal’ en een ‘binnenlands kanaal voor de afwatering’. Van een apart afwateringskanaal was in het definitieve plan geen sprake meer. De Google Maps-overlay laat zien dat ook het tracé van het (hoofd)kanaal gedurende de planvorming nog is aangepast.
Bron: Wikipedia
Voor zeer uitgebreide informatie over het Noordzeekanaal: zie
Oneindig Noord-Holland
Meehelpen om onze content ook in de toekomst gratis beschikbaar te houden? Doneer dan nu via deze knop!