Kaart van de Fries-Groningse grens bij Frieschepalen


Home | Kaarten | Overige Kaarten | Kaart van de Fries-Groningse grens bij Frieschepalen
Kaart van de Fries-Groningse grens bij Frieschepalen
Datering: 1776
Bron: Tresoar

Disputabele lant- en veenscheydingen
Deze eenvoudige, bijna schematische kaart van het grensgebied tussen Friesland en Groningen ten oosten van Frieschepalen stamt uit 1776. Zeer waarschijnlijk is de kaart gemaakt in opdracht van de Staten van Friesland, om ter plaatse de grens tussen Friesland en Groningen definitief in kaart te brengen. Over die grens was vanaf in het eerste kwart van de...

Disputabele lant- en veenscheydingen
Deze eenvoudige, bijna schematische kaart van het grensgebied tussen Friesland en Groningen ten oosten van Frieschepalen stamt uit 1776. Zeer waarschijnlijk is de kaart gemaakt in opdracht van de Staten van Friesland, om ter plaatse de grens tussen Friesland en Groningen definitief in kaart te brengen. Over die grens was vanaf in het eerste kwart van de achttiende eeuw de nodige discusie. In Groningen vond men dat de Friezen in het grensgebied wat te voortvarend te werk gingen met de veen ontginningen. Met de wijken die ze haaks op de Drachtstercompagnonsvaart groeven, kwamen ze op verondersteld Gronings grondgebied.
Landmeters werden aan het werk gezet om 'disputabele lant- en veenscheydingen' tussen beide provincies in kaart te brengen. Twee kaarten die dat proces mooi laten zien, zijn die van de grens ten noorden van Frieschepalen: eentje uit 1718 met de toenmalige, kronkelende grens (klik hier), en vervolgens een kaart uit 1726 met de nieuwe, kaarsrechte grens (klik hier). 

Op deze kaart volgt de grens al grotendeels de huidige grens. Opvallend is wel de knik naar het zuiden, westelijk van De Wilp, die dus later is rechtgetrokken. De ontginning van het veen vanuit Friesland naar Gronings grondgebied is mooi te zien aan de vaart die vanaf de Bakkeveenstervaart richting De Wilp loopt, en zich daar vertakt in een aantal 'wijken'. De Wilp ontstond feitelijk in een soort niemandsland, maar door de Friese verveners was het Friestalig en werd het ook lang beschouwd als deel van Friesland. Daar waren de Groningers het dus niet mee eens, en na het vaststellen van de nieuwe grenzen (die al op deze kaart staan) kwam De Wilp aan de Groninger kant te liggen.  

Intrigerend wapen
Opvallend zijn de fraaie randversiering en het provinciewapen linksboven. Dat wapen lijkt op het eerste oog sterk op het huidige wapen van de provincie Friesland. Bij nadere beschouwing blijken de verschillen toch vrij groot. 
De leeuwen in het huidige wapen staan fier overeind, met de staart omhoog, ze kijken naar voren en houden het wapenschild 'lichtjes' vast.


De leeuwen op deze kaart hangen een beetje tegen het wapenschild aan, hebben de staart tussen de benen en ze kijken om. Daarmee lijkt het wapen een vrije en haast cynische interpretatie van het officiële wapen. 


Daar is echter geen sprake van, al is het alleen maar omdat pas sinds 1958 (!) sprake is van een officieel, bij Koninklijk Besluit vastgesteld, provinciewapen. Niettemin is het wapen op deze kaart intrigerend. Om dat uit te leggen, duiken we even kort in de geschiedenis van het provinciewapen van Friesland.

Liggende, laffe en fiere leeuwen (en teckels)
Van alleen het wapenschild met de twee liggende leeuwen zijn al afbeeldingen bekend uit de vijftiende eeuw. En vanaf de vroege zeventiende eeuw zien we op kaarten dat het wapenschild ook wel wordt afgebeeld met een kroon erboven, en versierselen rondom.
De staande leeuwen aan weerszijden van het wapenschild raken waarschijnlijk pas in het eerste kwart van de achttiende eeuw in zwang. In de cartografie van Friesland zien we ze voor het eerst in de beroemde Schotanus-atlas van 1718. Daarin is een hele pagina ingeruimd voor een uitbundig gedecoreerd provinciewapen, mét twee staande leeuwen.



Het wapenschild dat de leeuwen vasthouden is ‘bekroond’ met een helm in plaats van de gebruikelijke kroon. De leeuwen kijken recht voor zich uit maar hebben de staart omlaag, en tussen de benen. De blik naar voren is in de heraldiek een kenmerk van een ‘fiere’ leeuw, de staart naar beneden een kenmerk van een ‘laffe’ leeuw. Hier is dus sprake van een twijfelgeval. Op de kaart van Friesland in de Schotanus-atlas vinden we alleen het wapenschild terug, met daarop een kroon.

De vroegste kaart van Friesland waarop een duidelijke voorloper van het huidige provinciewapen staat, is de zogenaamde 'Vegelinkaart' uit 1739.



Hier hebben de twee staande leeuwen de staart wel fier omhoog, maar kijken min of meer ‘in de camera’, en niet recht vooruit. Ook deze leeuwen zijn dus niet 100% ‘fier’. Bijzonder is dat ze een kroon op hebben; die kroon zien we bij latere varianten niet terug. 

In de tweede helft van de achttiende en de eerste helft van de negentiende eeuw raakt het tonen van het/een provinciewapen blijkbaar uit de mode. Op de kaarten van Friesland uit die periode (waarin de kaartproductie sowieso een dip kent) staat slechts sporadisch iets van een provinciewapen. Dat keert pas echt terug op de eerste druk van de provinciekaart van Eekhoff uit 1860.
Eekhoff lijkt de draad van de ‘Vegelinkaart’ weer op te pakken. Ook op zijn kaart kijken de staande leeuwen ‘in de camera’ en hebben ze staart omhoog. Wel ogen ze wat woester en hebben ze meer een ‘mensengezicht’. Opvallend is dat het wapenschild rechthoekiger en ‘strakker’ is dan in de oudere wapens. Hetzelfde geldt voor de ‘grond’ waarop het wapenschild en de leeuwen rusten: een eenvoudige, strakke ‘sokkel’ met twee treden (waarover later meer). Onderstaande versie is afkomstig van het titelblad van de atlas die met grietenijkaarten die Eekhoff in 1859 uitgaf. Hier bestaat de ‘grond’ nog uit twee sierlijke lauriertakken.  



De latere drukken van de Eekhoff-kaart laten een variant zien waarbij de staande leeuwen niet ‘in de camera’ kijken, maar meer achterom. Omdat ze de staart wel omhoog hebben kunnen ze niet echt als ‘laffe leeuwen’ getypeerd worden. Maar echt ‘fier’ zijn ze ook niet… Onderstaand wapen is afkomstig van de derde druk van de Eekhoff-kaart. Of er ook een heraldische benaming is voor de ‘leeuwachtigen’ op het wapenschild op de latere Eekhoff-kaarten, is ons onbekend. Hoe dan ook, die ogen meer als teckels dan als leeuwen... 



Leeuwen in het provinciewapen van Friesland die volgens de heraldiek volledig voldoen aan de kenmerken van een ‘fiere leeuw’ zien we voor het eerst op de Sportkaart van Friesland uit 1897.
 

 
Door de ogen van nu
Uit het voorgaande zou het beeld naar voren kunnen komen dat men vroeger maar wat deed als ergens een/het wapen van Friesland getoond moest worden. Maar dat is dan vooral met de ogen van nu. Destijds was er geen sprake van de vastomlijnde afspraken, regels en conventies die tegenwoordig gelden voor huisstijlen en logo’s (het wapen was feitelijk een soort logo). En van de terminologie die anno nu in de heraldiek wordt gehanteerd, had men destijds ook nog nooit gehoord; die is pas in de twintigste eeuw ontwikkeld en is er dus pas achteraf ‘opgeplakt’.
 
In de verschillende varianten van het provinciewapen vormt het wapenschild met de liggende leeuwen al eeuwen een vast element (al kennen de leeuwen soms een wat vreemde gedaante). De elementen daaromheen (leeuwen, kronen, sokkels, versierselen, etc.) kenden gedurende de eeuwen verschillende uitvoeringen, en zijn dus uiteindelijk pas in 1958 definitief gestandaardiseerd.
 
Als we toch nog even ‘met de ogen van nu’ naar het wapen op deze kaart kijken, dan is daar zéker sprake van ‘laffe leeuwen’: ze kijken achterom en hebben de staart naar beneden en tussen de benen. Geen twijfel mogelijk dus…
De trapsgewijze ‘sokkel’ waarop de leeuwen en het wapenschild staan is eenvoudig, strak en minimaal versierd. Nagenoeg dezelfde ‘sokkel’, maar dan helemáál zonder versiering, zien we terug op de reeds eerder genoemde (veel latere) Eekhoff-kaarten. Niet duidelijk is of Eekhoff zich, wat dat element betreft, heeft laten inspireren door het wapen op deze kaart, of dat een dergelijke sokkel in zijn tijd al ‘standaard’ was. Aan kaartmateriaal is dat niet af te leiden; zoals gezegd verschenen er in de 100 jaar vóór de eerste druk van Eekhoff’s kaart geen provinciekaarten van Friesland met daarop een (uitgebreid) provinciewapen.
 
In het verlengde daarvan is het ook lastig te zeggen welk voorbeeld de kaartmaker gebruikte voor het tekenen van het provinciewapen op de kaart. Zijn wapen is feitelijk een combinatie van dat in de Schotanus-atlas van 1718 en dat op de Vegelinkaart van 1739. Wellicht kende hij die wapens wel, maar had hij geen voorbeeld bij de hand en tekende hij het wapen uit zijn hoofd. Maar het kan ook zijn dat hij het wapen natekende van een (ons onbekend) voorbeeld dat buiten de cartografie in gebruik was.
   
Gjalt Hendriks, landmeter
De kaart is 'ondertekend' met: "Door mij Ondergeschreven Geobzerveert en Gemeeten op den 22 en 23 Junij 1776 actum Dragten den 27 Junij 1776 in kennis mijn Hand. G.H. Geadm. Landmeter". De intialen G.H. staan voor Gjalt Hendriks, landmeter in Drachten. Er mag van uit worden gegaan dat deze Gjalt ook zelf het wapen van Friesland op de kaart tekende. Waarschijnlijk had hij even geen goed voorbeeld bij de hand, en deed hij dat uit het hoofd...  

Gjalt Hendriks werd in 1747, op zijn negentiende, door het hof van Friesland beëdigd als landmeter. Drie jaar later trouwde hij met Eva Jans, dochter van de Drachtster koopman Pope Jans. Zoals voor de meeste landmeters was het meten en karteren ook voor Hendriks niet meer dan een bijverdienste. Landmeters werkten over het algemeen niet in loondienst, en waren afhankelijk van losse opdrachten van (meestal) de overheid. Om de schoorsteen te laten roken, hadden ze dan ook vaak verschillende nevenactiviteiten. 

Hendriks als koopman en ondernemer
Zo stond Hendriks aanvankelijk ook te boek als 'lackencooper'. Dat zal hij geweest zijn in de zaak van zijn schoonouders, die in Drachten een 'lackenwinkel' hadden. Na het overlijden van hun (schoon)vader in 1757 nemen Gjalt en Eva die winkel over. Waarschijnlijk waren het vooral Eva en haar moeder die de winkel bestierden. Gjalt ging zich gaandeweg (ook) met allerlei andere activiteiten bezighouden, waaronder de aankoop en ontginning van veengronden en de verkoop van turf.
Zo koopt hij in 1862 veengrond onder De Folgeren. Ook koopt hij grond aan de Ymer-wijk met als doel het verkrijgen van het recht op transport van turf via de Drachtster Dwarsvaart, een recht dat alleen de aanliggende grondeigenaren hadden. Op onderstaand fragment de Eekhoff-kaart van Smallingerland uit 1848 is de Dwarsvaart in blauw aangegeven, de Ymer-wijk in rood en is het gebied onder De Folgeren ‘uitgelicht’.   




Hendriks als directeur
De zaken gingen goed en Hendriks blijft tot aan zijn dood in 1783 actief met grondaankopen, vervening en de verkoop van turf. In 1768 slaat hij een grote slag: samen met drie anderen krijgt hij de helft van de 117 ha grote 'Burmaniavenen' bij Haulerwijk in handen. Het viertal verwerft die grond op een gedwongen veiling: de eigenaar, Edsard Hobbo van Burmania, was in financiële problemen geraakt en het Hof van Friesland had bepaald dat hij ten behoeve van een grote schuldeiser bezittingen moest verkopen.  
De drie medekopers van Hendriks waren Jacobus Hesseling met zijn zoon Claas (een rijke doopsgezinde familie uit Leeuwarden) en Jan Zeeper (koopman te Leeuwarden). De andere helft van de 'Burmaniavenen' werd gekocht door de grietman van Opsterland, Livius Suffridus Lycklama à Nijeholt. De vijf eigenaren sloten een 'contract van gemeenschap en sociëteit' over de verdere vervening van de gronden. Hendriks, die al veen in Haulerwijk bezat, werd de directeur. In die functie werd hij later opgevolgd door zijn zoon Pope Gjalts. 

Hendriks als curator en dorpsrechter
Gjalt Hendriks ontwikkelde zich dus tot een 'man van aanzien'. Als notabele werd hij ook meerdere keren aangesteld als 'curator', waarbij hij de voogdij kreeg over kinderen van wie de ouders overleden waren of daar om een andere reden niet meer voor konden zorgen. Verder werd hij ondermeer benoemd tot dorpsrechter, een functie waarin hij ook verantwoordelijk was voor de inning van belastingen.  

Hendriks als lakenkoopman
Ondertussen had Hendriks ook nog de lakenwinkel in Drachten. Ook daar moest hij ongetwijfeld behoorlijk wat tijd in steken. Zijn vrouw Eva zal weliswaar veel van het winkelwerk hebben gedaan, maar met 11 kinderen was haar tijd, zacht gezegd, niet onbeperkt. Het kan haast niet anders dan dat haar moeder, ook een koopmansdochter, een belangrijke schakel was.
Hoe dan ook, de winkel floreerde en de klanten kwamen uit de wijde omtrek, vooral uit de oostelijke verveningen rond Haule en Bakkeveen. Ze zullen veelal per boot over de Drachtster Compagnievaart en de Ureterper vaart naar Drachten zijn gereisd.
De winkel was gespecialiseerd in allerlei soorten stoffen: in de boedelscheiding worden zo'n 700 stoffen en daarmee samenhangende goederen vermeld: laken, baijen, flanel, bont, linnen, zijde, alles in vele kleuren en patronen, bambazijn, boeselaer, oogjes, doeken, linten, etc. Maar het assortiment was gaandeweg ook uitgebreid met producten als thee, koffie, brandewijn, tabak en suiker.

Op onderstaand fragment van de Kaart van het vlek Dragten en omstreken uit 1840 is de locatie van de winkel aangegeven. Daaronder een oude ansichtkaart met helemaal links het betreffende pand (bron: ouddrachten.nl). Tenslotte een recente foto van de hoek van de Zuidkade en de Drift, waarop het pand links van de boom te zien is (bron: Google Streetview).








De boedel
Dat Gjalt Hendriks een succesvol 'koopman' was, blijkt eens te meer uit de boedelbeschrijving die na zijn dood werd opgesteld. Drie curatoren hadden daar elf werkdagen voor nodig. De beschrijving telt maar liefst 140 pagina's in een 'hoogkantig' opschrijfboek (25 bij 13 cm). 
De uitgebreide boedel omvatte onder meer zes huizen, de helft van het winkelpand, (aandelen in) grond, een paard, een wagen, een sjees, een zweep en wat tuigen, acht schilderijen, grote hoeveelheden porcelein en 61 boeken over religieuze onderwerpen. Verder was sprake van leningen (aangegaan en uitstaand), openstaande rekeningen (van leveranciers en klanten), winkelvoorraden, kasgeld, etc.
Alles bijelkaar opgeteld was de boedel ruim f 15.000 positief. Omgerekend naar nu komt dat overeen met een waarde van grofweg 2 miljoen euro. 

Landmeter als naam
Tussen 1753 en 1772 worden uit het huwelijk tussen Gjalt en Eva elf kinderen geboren. Opvallend is dat (in elk geval) drie zonen en twee dochters later 'Landmeter' aannemen als achternaam: Hendrik Gjalts Landmeter, Poppe Gjalts Landmeter, Wybe Gjalts Landmeter, Henke Gjalts Landmeter en Janke Gjalts Landmeter. Hun vader was van oorsprong weliswaar landmeter, maar gelet op de activiteiten die hij verder en vooral ontplooide, had een achternaam als Koopman of Van der Veen meer voor de hand gelegen...   


Bronnen: 
https://www.mpaginae.nl/Frl/landmeters.htm
https://astro.uni-bonn.de/~deboer/genea/rh/rh658m.html


 



Meehelpen om onze content ook in de toekomst gratis beschikbaar te houden? Doneer dan nu via deze knop!

 



 
Lees meer