EEN AFDRUK VAN DEZE HISTORISCHE KAART BESTELLEN? KLIK HIER!
Pieter Idserts Portier tekende deze prachtige kaart in verband met de aanleg van een nieuwe (binnen)dijk bij Zurich in 1733. Behalve (het tracé van) de nieuwe dijk zijn ook de sloot en de rechthoekige ‘putten’ getekend die werden gegraven om aan de benodigde grond te komen. Over de nieuwe situatie heen is de oorspronkelijke verkaveling getekend. Achter de bestaande zeedijk zijn mooi de grillige vormen zichtbaar van de oude dijkputten.
Alle onbebouwde percelen op de kaart zijn genummerd; dat waren de percelen die men nodig had voor de aanleg van de nieuwe dijk. De perceelnummers zijn terug te vinden in de tabel onder de kaart, waar ze gerangschikt zijn naar eigenaar. Van ieder perceel wordt de oppervlakte vermeld en per eigenaar zijn die oppervlaktes bij elkaar opgeteld. Van de percelen die men maar gedeeltelijk nodig had, worden ook de ‘restmaten’ aangegeven, ook weer met het totaal per eigenaar. De oppervlaktes zijn weergegeven in pondematen, einsen, penningen en (vierkante) roeden.
Aanleiding voor de aanleg van de dijk was de
paalworm, een klein diertje dat zich tegoed doet aan hout. Door onbekende oorzaken was rond 1730 in Nederland sprake van een enorme toename van de populatie. Dat had
desastreuze gevolgen voor de houten paalwerken die de dijken beschermden tegen afkalving.
Begin jaren ’30 bleken ook de paalwerken van waterschap
Der Vijfdeelen Zeedijken Buitendijks ernstig aangetast. Omdat de scherpe hoek bij Zurich extra kwetsbaar was, achtte men daar een nieuwe binnendijk noodzakelijk. De Friese waterstaatkundige Willem Loré werd gevraagd om één en ander te onderbouwen en een ontwerp te maken.
Loré had zijn kennis en kunde in de voorafgaande jaren ruimschoots bewezen. Hij was bijvoorbeeld verantwoordelijk voor het ontwerp en de uitvoering van de dijk waarmee in 1729 het Dokkumerdiep werd afgesloten (op
deze kaart te zien). En meer recent was hij nauw betrokken bij de aanleg van de zes kilometer lange
Koudumer slaperdijk. Die dijk moest voorkomen dat bij een doorbraak van de Zuiderzeedijk tussen Stavoren en Hindeloopen de hele Friese zuidwesthoek zou overstromen. Deskundigen vonden zo’n doorbraak niet ondenkbeeldig: ook dáár had de paalworm de zeewering ernstig verzwakt.
In zijn rapport constateerde Loré dat de paalwerken bij de Zuricher hoek vrijwel vergaan waren. Herstel was volgens hem niet mogelijk omdat de waterdiepte bij het laagste tij ruim drie meter was. De conclusie was duidelijk en bevestigde het idee van het waterschap: de enige oplossing was een nieuwe, rechte dijk achter de bestaande. Daarmee zou men ook verlost zijn van de scherpe hoek die altijd een kwetsbaar en dus zwak punt vormt in een zeewering.
In april 1733 gaven Provinciale Staten groen licht voor de aanleg van de nieuwe dijk. Daarmee werd impliciet besloten om het gebied ten noordwesten daarvan prijs te geven aan de zee. De nieuwe dijk was (in tegenstelling tot de Koudumer slaperdijk) bedoeld als nieuwe, primaire waterkering: men ging er van uit dat de bestaande zeedijk door zou breken en daarna alleen nog als golfbreker dienst zou doen. Dat is ook de reden waarom de percelen tussen de bestaande en de ontworpen dijk, die ‘fysiek’ niet nodig waren voor de aanleg van de nieuwe dijk, tóch aangekocht werden door het waterschap (en om die reden ook zijn opgenomen in de tabel op de kaart).
Kenmerkend voor de dijken die Loré ontwierp was de zeer flauwe helling van zowel het binnen- als het buitentalud. Daarmee introduceerde hij een belangrijke vernieuwing in de dijkenbouw. Bij Zurich was de helling 1:10 of kleiner; de dijken die vóór de tijd van Loré aangelegd, dan wel verhoogd en verbeterd waren, hadden hellingen van 1:5 à 6 voor het buitentalud en 1:2 à 2,5 voor het binnentalud en waren dus veel steiler.
De door Loré ontworpen dijk bij Zurich was ca. 1400 meter lang en ruim vier meter hoog. Het werk werd op 15 mei 1733 aanbesteed en zou uiterlijk 7 september (nog geen vier maanden later!) klaar moeten zijn. Loré kreeg de leiding over de uitvoering. De soldaten die werden ingezet “tot wering desordre” waren aanwezig tot 6 oktober; de oplevering van het werk zal dus een maand later geweest zijn dan de bedoeling was.
Voor de aanleg van de dijk werd ook een deel van de dorpsterp afgegraven. Verder moesten twee woningen worden gesloopt. De kaart laat zien dat, als men zich precies had gehouden aan het ontwerp van de nieuwe dijk, een groter deel van het toenmalige dorp had moeten wijken. Dat werd voorkomen door ter plaatse de voet van de dijk een stuk smaller te maken, en daarmee de helling van het binnentalud veel steiler. Blijkbaar vond Loré in dit geval het maatschappelijk belang groter dan zijn ontwerpprincipe.
De commissie onder wiens toezicht de nieuwe binnendijk was aangelegd, rapporteerde in maart 1734 aan Provinciale Staten. Waarschijnlijk liet de commissie deze kaart speciaal voor die rapportage maken. In elk geval gaat het om een nieuwere versie van een
eerdere (ontwerp)kaart. Dat valt af te leiden uit de kolom met de percelen van de
Geestelicke Staet van Franeker: op de oorspronkelijke kaart is een correctie aangebracht in de oppervlakte die vermeld wordt achter
Rest van Nr 5; op déze kaart is de gecorrigeerde oppervlakte direct goed aangegeven.
Publicaties waarin de slaperdijk bij Zurich aan bod komt, laten eigenlijk altijd de oorspronkelijke (ontwerp)kaart zien omdat de dijk daarop goed zichtbaar is: hij is óver de oude verkaveling heen getekend. Op deze versie van de kaart ligt de dijk ónder de oude perceelsgrenzen en is daardoor minder goed te zien.
Hoewel dus nauwelijks bekend, is deze versie van de kaart verreweg de mooiste van de twee. Er zit meer kleur in en die kleuren zijn ook ‘logisch’: de weilanden groen, bouwland lichtbruin, water blauw, etc. De kaart is bovendien ‘scherper’ getekend en daardoor, zeker van dichtbij bekeken, duidelijker ‘leesbaar’. Ook is de bebouwing veel gedetailleerder en verfijnder dan op de eerdere versie. Tenslotte is de 2.0-versie decoratiever door de afbeeldingen van een roeibootje en verschillende zeilschepen op zee, inclusief meeuwen en wolkenpartijen.
De verwachting dat de oude zeewering het zou begeven en de percelen daarachter ten prooi zouden vallen aan de zee, kwam niet uit. Ruim een eeuw na de aanleg van de nieuwe dijk was de kustlijn nog steeds hetzelfde, zoals te zien is op de
Eekhoff-kaart van Wonseradeel uit 1854. Overigens kan het bijna niet anders dan dat men na verloop van tijd tóch weer maatregelen ging nemen om de oude dijk te behouden.
In 1880 werd de dijk van Loré nog gedeeltelijk verhoogd, maar sinds 1928 is het een ‘slaperdijk’. In dat jaar werd de oude zeedijk verbeterd en opgehoogd tot 6.60 m boven NAP, en kreeg deze, na 300 jaar, weer de functie van primaire zeewering. Ook dat duidt er op dat men na de aanleg van de dijk van 1733 na verloop van tijd wel degelijk bleef investeren in het behoud van de oude dijk. Het bewijs daarvoor is
deze foto uit 1921, waarop imposante paalwerken te zien zijn bij Zuricher hoek. De situatie van vlak na de dijkverhoging is op
deze kaart mooi te zien.
In 1963 werd begonnen met het op deltahoogte brengen van de Friese Zeedijken. Men begon in het westen met het dijkvak Kop Afsluitdijk - Zurich. Het deel direct ten zuiden van Zurich was direct ook het hoogst: voor dat deel werd de normatieve hoogte bepaald op 9.50 m boven NAP. Elders varieerde dat van 8.65 m tot 9.40 m. Vanwege de verwachtte zetting van de ondergrond en inklinking van het dijklichaam werden de dijken bij aanleg overigens iets overgedimensioneerd. Het hoogste punt (in Friesland) ligt thans op 9.76 boven NAP.
Aanvankelijk dacht men 25 jaar nodig te hebben voor het verhogen van de Friese zeedijken. Dat werden er 30: pas in 1993 was het laatste dijkvak (Reinderslaan – Westerholwerderpolder, ten noorden van Ferwerd) op Deltahoogte gebracht.
Dit plaatje, een fragment van de digitale hoogtekaart van Nederland, geeft een mooi beeld van de hoogteverschillen in het huidige landschap bij Zurich. De dijken van 1963 en 1733 zijn direct herkenbaar. De dijkputten die voor de (slaper)dijk van 1733 werden gegraven, zijn allang drooggemalen en in het landschap niet meer als zodanig te herkennen, maar op de hoogtekaart nog wel duidelijk zichtbaar.
Bronnen:
Binnendiken en Slieperdyken yn Fryslân (K.A. Rienks en G.L. Walther, 1954)
De Dijk op Hoogte (H. de Raad, 1993)
Meehelpen om onze content ook in de toekomst gratis beschikbaar te houden? Doneer dan nu via deze knop!